Het pistool van Grétry
Het Musée Grétry beschikt over een vuursteengeweer waarvan de omstandigheden en de datum waarop het verkregen is niet bekend zijn. Toch wordt het wapen traditioneel toegeschreven aan de beroemde Luikse muzikant André-Modeste Grétry.
André-Ernest-Modeste Grétry wordt in 1741 geboren in de wijk Outremeuse. Hij komt uit een familie van muzikanten; zijn vader, Pascal, speelt de eerste viool in Saint-Martin, daarna in Saint-Denis. Grétry treedt in de voetsporen van zijn vader, voordat hij naar Rome vertrekt, naar het Darchiscollege, om zijn opleiding te voltooien. Daarna vestigt hij zich in Parijs en trouwt er met Jeanne-Marie Grandon, met wie hij drie dochters krijgt. Hij keert pas in 1776 en 1783 terug naar Luik.
Zijn operettes, die zich bewegen tussen Duitse en Italiaanse invloeden, zijn een groot succes in de Franse hoofdstad. Met Le Huron, Zémire en Azor of La caravane du Caire wordt hij een van de uitvinders van de lyrische komedie.
Grétry overlijdt in 1813. Na onderhandelingen, wordt zijn hart in 1828 teruggebracht naar Luik, wat leidt tot grote volksvreugde. In 1842 wordt zijn hart geplaatst in een standbeeld, dat aan hem is gewijd, op de Place de l’Université, alvorens dit in 1866 wordt verplaatst naar zijn uiteindelijke bestemming het Place du Théâtre.
In zijn Mémoires, of essays over muziek, die in 1797 worden uitgegeven in Parijs, vermeldt Grétry dat hij van zijn grootvader, op een nogal pittoreske manier, twee pistolen kreeg een paar maanden voordat hij naar Rome vertrok:
"Kijk, zei hij, terwijl hij in zijn zakken zocht, ik heb hier een cadeau voor je. – Tegelijkertijd haalt hij twee pistolen tevoorschijn, die hij aan mij overhandigt: pas op, zegt hij, ze zijn geladen, ik smeek je, mijn zoon, er geen misbruik van te maken; maar als je wordt aangevallen door iemand… - ja, ja grootvader, dan weet ik me te verdedigen. – Nou, stel dat deze boom een dief is, die je vraagt om je beurs of je leven, wat doe je dan? – Ik zal hem zeggen: Meneer, als u geld nodig heeft, kan ik u uit de brand helpen, maar mijn hele beurs, dat betekent in mijn huidige toestand, mijn leven zelf. – Nee, zegt mijn grootvader, terwijl hij wijst op de boom, ik wil alles hebben wat jij bezit. – Poef… ik schiet op de boom. – Hij trekt zijn zwaard, roept mijn grootvader… en ik los mijn tweede schot. Mijn geschrokken grootmoeder komt naar het raam gerend en roept: wat zijn jullie in Godsnaam aan het doen? – Ik dood de dieven, grootmoeder, geef ik als antwoord. - Haar echtgenoot stopt beide pistolen in mijn zak en we gaan naar binnen”.
Dit kan trouwens niet het pistool betreffen, dat in Musée Gréty wordt bewaard. Deze heeft een rond slot, zonder versieringen, met een opschrift in Engels schrift: Lejeune Moreau. De gebogen haan, met het typische kenmerk van de zwanenhals heeft een doorboorde schroef in de vorm van een peer. Op de loop staan drie merktekens: ELG met daarboven een ster, in een onduidelijke ovaal, die lijkt op de letter K in een vierkant. Het gaat om een wapen dat kenmerkend is voor het Eerste Franse Keizerrijk. Het ovale merk op de loop toont de officiële goedkeuringsstempel van de Épreuve de Liège (Proefbank voor vuurwapens), gebruikt vanaf 18 mei 1811 tot 14 september 1813, dus elf dagen voor het overlijden van Grétry. De handtekening Lejeune Moreau is ongetwijfeld van een in Luik gevestigde verkoper. Ook al is Grétry niet naar Luik teruggekeerd in die periode, het kan heel goed zijn dat hij dit pistool cadeau heeft gekregen. Gedurende deze periode is hij op het toppunt van zijn glorie. In 1811, vernoemt zijn geboortestad bovendien een plein naar hem in de wijk Outremeuse.