Glaspasta van Argy-Rousseau (1885 - 1953)

Joseph-Gabriel Rousseau is een van de kunstenaars die zorgden voor vernieuwing in de glasbewerkingstechnieken aan het eind van de 19de eeuw door het opnieuw toepassen van het vervaardigingsprocedé voor glaspasta, dat al in de oudheid werd gebruikt door de Egyptenaren.
In zijn jonge jaren ontwikkelt hij een passie voor tekenen en maakt hij schetsen van zijn geboortestreek in een impressionistische stijl. Hij blinkt ook uit in de wetenschappelijke vakken, vooral natuurkunde en scheikunde. In 1902,  hij is dan 17 jaar, wordt hij aangenomen op de Ecole Nationale de Céramique de Sèvres waar hij beide passies met elkaar kan combineren.   
Vier jaar later met zijn ingenieursdiploma op zak, begint hij zijn onderzoek naar het verkrijgen van glaspasta. Hij opent een eigen atelier in Parijs en zijn eerste werken worden tentoongesteld op de Salon des Artistes français (Salon van de Franse artiesten) van 1914; deze zijn gesigneerd G. Argy-Rousseau. Hij had namelijk een jaar eerder besloten om de vier eerste letters van de achternaam van zijn echtgenote, Marianne Argyriadès, voor zijn naam te zetten. Meteen na de Eerste Wereldoorlog hervat hij zijn activiteiten als glaskunstenaar. Eind 1921, gaat hij een samenwerking aan met de galeriehouder Gustave Moser-Millot om het vennootschap ‘les pâtes de verre d'Argy-Rousseau’ op te richten in het 18de arrondissement in Parijs. Deze vennootschap waar een vijftigtal mensen werken, is erg succesvol tot 1929, het jaar van de grote economische wereldcrisis, en is in 1931 genoodzaakt haar deuren te sluiten. 
De decoratiestijl van de vaas ‘Araignées et Ronces’ (Spinnen en bramenstruiken’), gemaakt in 1920, is nog steeds Art nouveau. Maar op de hoge vaas die in 1922 is gemaakt is het bloemendecor omkaderd en vormt het een fries. Deze geometrische schikking laat zien dat de kunstenaar zich begint te oriënteren in de richting van de art-decostijl, die op dat moment in zwang was. Met de vaas ‘Scarabées’ (‘Scarabeeën’), uitgevoerd in 1923, sluit Argy-Rousseau zich aan bij deze nieuwe stroming: drie friezen bestaande uit halve cirkels worden afgewisseld met drie cabochons in de vorm van mestkevers. Deze werden als heilig beschouwd in de zonnecultus van het oude Egypte. De glaskunstenaar brengt dus graag meerdere stilistische of thematische invloeden samen in één kunstwerk. Laten we kijken naar de bijzondere eigenschappen van glaspasta: de korrel in het materiaal, de transparantie of opaciteit en ook de kleuren in subtiele tonen. In het begin van het proces wordt met metaaloxiden gekleurd poeder - verkregen door het vermalen van een glas- of kristalmassa - vermengd met een bindmiddel om een kneedbare pasta te krijgen. Deze pasta wordt aangebracht op de wanden van een vuurvaste aarden vorm gemaakt naar het model dat de glaskunstenaar wil maken. Na bakken op 1000 ° à 1200 °, is de verglazing compleet en wordt de vorm voorzichtig gebroken (voor eenmalige werken) of opnieuw gebruikt (voor zeer beperkte productieoplages). 

“Het vervaardigingsprocedé van glaspasta is ongetwijfeld de meest kunstzinnige en persoonlijke techniek van het werken met glas of kristal, want de kunstenaar kan hiermee gemakkelijk realiseren wat hij in gedachten heeft”. Dit citaat van Argy-Rousseau laat zien hoezeer de door hem met zijn wetenschappelijke kennis als ingenieur ontwikkelde techniek nauw verbonden is met het scheppingsproces van een persoonlijk kunstwerk. In deze teruggewonnen vrijheid van expressie kan men de voorloper zien van de internationale beweging ‘Studio Glass’ (‘Studioglaskunst’),  opgericht in de Verenigde Staten door de Amerikaanse glaskunstenaar Harvey K. Littleton in de vroege jaren ‘70 van de vorige eeuw.