In 1006 zou Keizer Henri II relieken van het Ware Kruis hebben geschonken aan de Kapittelkerk Heilig Kruis in Luik, die in 979 gesticht was door Notger.
De fragmenten ervan werden in die tijd verwerkt in een klein gouden kruis. Sinds omstreeks 1160 is het veilig opgeborgen achter glas en voorzien van het opschrift LIGNV VITE (Levensboom) in het midden van een triptiek waarvan de iconografie, waaraan het idee van de Verlossing ten grondslag ligt, zich afspeelt rond dit element. Deze wordt ondersteund door de twee allegorieën van de deugden Waarheid en Oordeel, een met de hysoptak, de ander met een lans.
Deze figuren staan onder twee arcades waarvan de vorm aansluit op die van de twee zijluiken, wanneer deze gesloten zijn. Vanuit een holte onder een boog komen vijf uitverkorenen met aureool te voorschijn, vergezeld van het opschrift RESVRRECTIO SANCTORUM (De Herrijzenis van de heiligen). Het veld is gevuld met de Passiewerktuigen – kroon, nagels, azijnemmer – waartussen de woorden VERITAS (Waarheid) en IVDICIVM (Oordeel) staan. Een oculus, beschermd door bergkristal, bevat de relieken van de Heilige Johannes-Baptistus en de Heilige Vincentius. De allegorie van de Barmhartigheid (MISERICORDIA) wordt uitgebeeld in het champlevé email boven het kruis. Diens houding wordt herhaald in die van Christus, omgeven door de Griekse letters Alfa en Omega, in het timpaan bovenaan. De luiken zijn voorzien van de twaalf apostelen, waarvan alleen het bovenlichaam is weergegeven.
In tegenstelling tot andere Maaslandse triptieken, onderscheidt deze zich door het beperkte kleurgebruik: de kleuraccenten zijn hoofdzakelijk voorbehouden aan het email van de Barmhartigheid, waarvan de aanwezigheid daardoor alleen maar meer betekenis krijgt, en het beeld van Christus dat wordt omgeven door een serie emailplaatjes.
De iconografie is afhankelijk van de axiale presentatie van het reliek. De Levensboom, het hout van het Kruis verschijnt als het Verlossingswerktuig waaraan de Christusfiguur en die van de Uitverkorenen bijdragen. De wegen die naar het Heil voeren worden verbeeld door middel van de allegorieën van de deugden die in dezelfde positie te vinden zijn op een triptiek in het museum The Cloisters in New York.
Stilistisch past het werk in de uitgebreide reeks werken, die in het algemeen worden toegeschreven aan de edelsmid Godfried van Hoei. Maar in werkelijkheid wordt hier één en hetzelfde etiket geplakt op werken, waarvan zorgvuldig onderzoek meerdere makers heeft aangetoond, zo niet meerdere werkplaatsen. Daarentegen zijn de stilistische overeenkomsten tussen de deugden van de triptiek en de engelen op het dak van het schrijn van de Heilige Mengold, waarvan een sterk vermoeden bestaat dat het van de edelsmid Godfried is, zo sterk, dat deze aan dezelfde kunstenaar kunnen worden toegeschreven. Het is bekend, dat Godfried zijn leven eindigde in de Abdij van Neufmoustier in Hoei omstreeks 1174.