De carrière van glaskunstenaar van de Fransman Jean-Claude Novaro, geboren in Antibes in 1943 is nauw verbonden aan de glaswerkplaats van Biot, een dorpje in de Provence, gelegen tussen Nice en Cannes, 3 kilometer van de Côte d’Azur. Op 14-jarige leeftijd, gaat hij in 1957 werken in de glaswerkplaats, die het jaar daarvoor opgericht was door de keramisch ingenieur en glaskunstenaar Eloi Monod, opgeleid aan de École de Sèvres. Deze laatste heeft de voorkeur voor glasblazen en werkt op ambachtelijk wijze. Om de oude glazen te imiteren waarin veel bellen besloten zitten door de aanwezigheid van onregelmatigheden in de materie, creëert hij glas met bellen door soda bicarbonaat over de glaspasta te strooien die op het uiteinde van zijn stok zit. Wanneer dit in contact komt met heet ijzer komt er koolzuurgas vrij uit het zuur dat in het natriumzout zit, waardoor er bellen gevormd worden.
De jonge Novaro leert glasbewerking van Eloi Monod en al na zes jaar opleiding wordt hij een meester-glaskunstenaar, hij zegt daarover met betrekking tot zijn geestelijk vader: “Als Monod er niet geweest was, was er geen Novaro”. Hij maakt zijn eerste stukken in 1967; daarna vertrekt hij naar Parijs om zich te bekwamen en om nieuwe glaskunsttechnieken te leren. De volwassen kunstenaar keert daarna terug naar Biot en ontwikkelt diverse kleurtechnieken door middel van metaaloxiden. Vanaf 1977, begint hij een eigen atelier naast de glaswerkplaats. Hij ontwikkelt originele vormen en met name het aanbrengen van interne versieringen, waar hij zijn verbeelding de vrije loop laat door het gebruik van de techniek van tussenlagen en inclusies.
Voor een groot aantal stukken, zoals de fles en vaas in massief groenachtig glas uitgevoerd in 1981, gebruikte Novaro gebroken ruiten waar hij andere componenten aan toevoegt om het steviger te maken. De fles met ronde paarse dop en ingelegd in violet bevat pailletten van goudkleurige metaaloxiden die zijn aangebracht tussen de gekleurde emaillelaag en de glaslaag. De nek van de vaas is ingelegd met draden in donkerblauwe en oranjebruine tinten. Een grote inclusie lijkt op een gestolde lavastroom in de dikke glaslaag die als een vergrootglas werkt. Een kleurloze incomplete ring omgeeft het beknelde deel van het inlegwerk met geaderd en gemarmerd decor, verkregen door de toevoeging van polychrome oxiden en bladgoud tussen de glaslagen. Het gebruik van metaaloxiden ondergedompeld in het hete glas doet denken aan de technieken van Maurice Marinot, die vele glaskunstwerken creëerde in de jaren ‘30 van de vorige eeuw.
Het kleine vaasje met bellen, gemaakt in 1980, is een van de ongeveer 600 glaswerken, die zijn voortgekomen uit een vruchtbare samenwerking tussen de glaskunstenaar en de Franse schilder, beeldhouwer en keramist Jean-Paul Van Lith. Het glas is lichter en is voorzien van een glinsterende versiering. De gouden glans loopt over de omgezette rand van de opening en loopt uit in wolkjes op het bovenste deel van de buik. De gevlekte versiering overheerst met veranderende kleuren: van hemelsblauw tot turquoise, dan bruin gemengd met goud dat overgaat in donkerblauw en paars wanneer kunstlicht schijnt op het glasoppervlak.
Deze interne decoratie van vormen, waarvoor een beheersing van gesofisticeerde technieken nodig is, ontwikkeld door jaren van onderzoek, is het handelsmerk van Novaro, een van de meest vernieuwende glaskunstenaars uit de jaren rond 1970 en 1980.
In 2011 heeft de kunstenaar zich voor drie jaar in Dubaï gevestigd, voor de uitvoering van een ambitieus project, dat aan hem is toegekend door de Verenigde Arabische Emiraten. Het gaat om het opzetten van een opleiding voor glastechniek aan de grenzen van de woestijn, waar het zand en de hitte perfect geschikt zijn voor de vervaardiging van glaswerk.
Jean-Paul Philippart
Conservator van de glasafdeling
- Home
- De collecties van het Museum
- Glas
- Glas ingelegd met goud van Jean-Claude Novaro