Dit instrument zou hebben toebehoord aan de Luikse componist André Modeste Grétry (1741-1813). Hij gebruikte het om vingeroefeningen te doen wanneer hij op reis was. De duur waarop de toetsen ingedrukt blijven is afstelbaar. Vervolgens zou de piano in bezit zijn gekomen van de Franse componist van operettes en balletten Louis Joseph Ferdinand Hérold (1791-1833).
Als zoon van een plaatselijke notaris van naam, kreeg Grétry aanvankelijk zang-, muziek- en acteerles in zijn geboortestad Luik. Op 20-jarige leeftijd vertrok hij naar Rome om zijn opleiding af te ronden als kostganger van de Fondation Lambert Darchis. Dit college werd in 1699 opgericht door de Luikenaar met dezelfde naam om onderdak te bieden aan studenten en kunstenaars uit zijn land, die hun opleiding wilden voltooien in de Eeuwige stad. Daarna verbleef Grétry enige tijd in Genève, waar hij zich bekwaamde in de Franse muziek. Hij kreeg daar de kans om Voltaire te ontmoeten in Ferney.
In 1761 vestigde hij zich in Parijs, waar hij al snel erkend werd als meester in de operette, een in die tijd zeer gewaardeerd genre, waarin gezongen stukken werden afgewisseld met dialogen. Gewaardeerd in alle kringen, met inbegrip van het Franse hof, werd hij de muziekmeester van koningin Marie-Antoinette, die overigens peetmoeder was van zijn jongste dochter. De ‘aimabele Meneer Gréty’ werd geïnspireerd door de nieuwe ideeën van de ‘Verlichting’, maar was ook opportunistisch met betrekking tot de verschillende politieke regimes van zijn tijd, en werd daarom zijn hele leven aanbeden. Napoleon kende hem de Légion d’Honneur toe. Grétry bracht de laatste jaren van zijn leven door in de voormalige Hermitage van Jean-Jacques Rousseau, in Montmorency, die hij had gekocht om zich er terug te trekken op zijn oude dag. Hij werd begraven op de Parijse begraafplaats Père-Lachaise, maar zijn hart werd, op zijn verzoek, overgebracht naar zijn geboortestad. Zijn hart rust in de sokkel van het standbeeld, een werk van beeldhouwer Guillaume Geefs, opgericht in Luik in 1841, eerst provisorisch voor de Universiteit gezet, maar later, in 1866, overgebracht naar het huidige Place de la République Française, waar het uitkijkt over het plein tegenover de Koninklijke Waalse Opera.
Grétry heeft ons een vijftigtal lyrische werken nagelaten, waaronder “Le Huron”, “Lucile” (met het bekende kwartet: “Où peut-on être mieux qu’au sein de sa famille ?” (Waar kan men beter zijn dan te midden van familie?), “Zémire et Azor”, “La Caravane du Caire”, “Richard-Cœur-de-Lion”, “Guillaume Tell” …
Hij is ook componist van romantische en instrumentale stukken. Hij maakt deel uit van de beweging die de Italiaanse barokke muziek meer in de richting brengt van het Franse en Weense classicisme. De verheerlijking van de natuur, de eenvoud, de goedheid en de deugden, en niet in het minst zijn sentimentalisme maken van Grétry bovendien een verre voorloper van de romantiek.
Hij is ook de schrijver van “Mémoires”, dat tijdens zijn leven werd gepubliceerd, evenals van een postuum werk: “Les Réflexions d’un Solitaire” (“Overpeinzingen van een eenling”). Beide boeken laten zijn muzikale ideeën zien en getuigen, op een levendige en kleurrijke manier, van zijn open blik op de wereld.
Het geboortehuis van Grétry in Luik is bewaard gebleven en in 1913 gerestaureerd (rue des Récollets 34, in de wijk Outremeuse). Er huist nu een museum in, gewijd aan de Luikse meester.