Het beeldje in witte klei, dat gemaakt is met behulp van een tweedelige vorm, is gevonden in Hoeselt (provincie Limburg) in ondergrondse constructies die in de 19de eeuw werden ontdekt. Het beeldt Mercurius uit gezeten op een rots, met de voor hem karakteristieke dieren: een bok, een haan en een schildpad. Van tussen zijn gekrulde haren steken twee kleine vleugeltjes, die verwijzen naar zijn snelheid als boodschapper van de goden. De esculaap die hij van Apollo kreeg in ruil voor een lier rust tegen zijn linkerarm. Onder zijn rechterarm is een beurs te zien, symbool voor de handel, waarover hij heerste.
De buste met de suggestie van spieren is voorzien van een mantel die over de linkerschouder hangt en de rug bedekt tot de benen. De plooien van de mantel, die zeer gedetailleerd zijn weergegeven, doen vermoeden dat het beeldje is bijgewerkt alvorens gebakken te worden.
Aan de achterkant van de rots staat een moeilijk te ontcijferen opschrift over twee regels. Het eerste deel, op de rand van de stoel, vermeldt de naam van de pottenbakker die het beeldje heeft gemaakt. Alleen de letters ICVS FIICIT ([ ]icus heeft gemaakt) zijn nog leesbaar (Atticus?). Onder de signatuur, in het concave gedeelte van de rots, staat het einde van het opschrift dat overeen zou kunnen komen met de letters C.C.A.A., de initialen van de stad Keulen in de oudheid.
Dit beeldje van Keulse makelij, dat veel gelijkenis vertoont met de gebeeldhouwde figuren op het altaar van Horn, dat gewijd is aan Mercurius Arvernus, was ongetwijfeld bestemd voor een lararium, een klein huisaltaar gewijd aan de huisgoden.