Deze twee vazen behoren tot een prestigieus set van tien stuks, zes vazen en vier cornetten. Vier vazen en twee cornetten werden gemaakt van zacht porselein uit Doornik, als perfecte imitatie van twee vazen en twee cornetten in hard Chinees porselein uit het Qianlong-tijdperk (1736-1795). De verschillende delen van de set zijn momenteel verspreid over de collecties van Philippe de Rothschild in Parijs, James de Rothschild in Waddesdon Manor en het Grand Curtius. Deze twee zouden ook afkomstig kunnen van de Oostenrijkse tak van deze familie.
De stukken uit Doornik zijn ontworpen om te worden gedecoreerd en de elementen uit China vertonen geen sporen van schade die verborgen moesten worden. Toch is het bijna wel zeker, dat de Chinese vazen oorspronkelijk bedekt waren. De set is versierd met verguld brons met als enige doel het prestige ervan te verhogen.
Een vorstelijke bestelling.
Het lijkt geen twijfel over te bestaan dat dit prestigieuze set werd ontworpen voor de grote salon van het Brussels paleis van de Landvoogd van de voormalige Zuidelijke Nederlanden, Karel Alexander van Lotharingen (1712-1780). Ze zijn aangetroffen in de inventaris van zijn bezittingen, die bij zijn dood werd opgemaakt, en werden beraamd op 5.000 florijnen. De vergulde ornamenten van brons zijn gemaakt rond 1776-1777.
De prins was een groot liefhebber van oriëntaals porselein, dat hij liet decoreren door de beste edelsmeden. Hiervan getuigen het bijzondere ‘gouden servies’ en ‘zilveren servies’, die in Wenen worden bewaard en waaraan gewerkt is door edelsmeden uit Londen, Brussel en Wenen.
Hij toonde daarnaast een zekere belangstelling voor de vervaardiging van aardewerk en porselein door Peterinck in Doornik, die de keizerlijke titel ontving en door zijn Regering werd beschermd.
De zilversmid
Michel-Paul-Joseph Dewez (1742- 1804) heeft een cornet en een van onze vazen gesigneerd: M. P. I. DE WEZ ORF. INV ET FECIT. Dit zijn de enige bewaard gebleven stukken van deze belangrijke zilversmid, jongste broer van de beroemde architect Laurent-Benoit Dewez. Geboren in Luxemburg in een familie die oorspronkelijk uit Rechain (Verviers) kwam, was hij de eerste compagnon van de vaste goudsmid van de Franse koning, de Belg Jacques Roëtiers, voordat hij zich in Brussel vestigde, vermoedelijk op uitnodiging van Karel van Lotharingen. Ondanks zijn reputatie en ervaring, moest hij zich de pesterijen van het gilde van goudsmeden van Brussel laten welgevallen en kreeg hij pas in 1773 de titel van meester, na een nieuwe stage in Atelier de Roos. Hij werd goudsmid aan het Hof van Brussel, maar de rest van zijn productie, voornamelijk voor rijke Brabantse abdijen, is alleen bekend van documenten uit archieven en tekeningen van zijn broer, de architect.